Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

STATION

betekenis & definitie

o. (-s),

1. (eert.) pleisterplaats aan een postweg waar de paarden werden gewisseld ;
2. plaats van aankomst en vertrek der spoortreinen: het station Haarlem ;
3. stationsgebouw ;
4. standplaats, post aan een of meer oorlogsschepen aangewezen, waar zij belast zijn voor de veiligheid der koopvaardijschepen van hun natie te waken of de onderdanen van die natie te beschermen : in station liggen ;
5. inrichting of gelegenheid waar voor een of ander practisch of wetenschappelijk doel de daartoe aangewezen personen zich bevinden en de benodigde toestellen aanwezig zijn : een station voor electr. stroomlevering, een electrische centrale : een meteorologisch, een biologisch station.