Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Sinis

betekenis & definitie

een struikrover op de Isthmus van Corinthe, bijgenaamd Pitmkam'pes (de dennenbuiger), daar hij gewoon was twee dennen naar elkaar toe te buigen, daaraan de voorbijganger vast te binden en hem zo vaneen te laten scheuren ; hij werd door The'seus overwonnen, die hem dezelfde dood deed ondergaan.

Si'NON, Gr. Si'noon, in de jongere Trojaanse sagen (nog niet bij Homerus) een listige Griek, volgeling van Odysseus, die zich bij de geveinsde aftocht van de Grieken door de Trojanen liet gevangennemen en hen wist over te halen het houten paard binnen te halen; ’s nachts liet hij de Gr. helden er uit, die daarna het leger toegang verschaften (Virg., Aen. 2, 57 vg.).

< >