Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Schepter

betekenis & definitie

SCEPTER (<Fr.-Lat.), m. (-s),

1. sierlijk bewerkte, kostbare staf als symbool van vorstelijk gezag, koningsstaf, rijksstaf: een koning in al zijn pracht, met kroon en schepter, de schepter houden, voeren, zwaaien, als vorst regeren;
2. (fig.) oppergezag, heerschappij : onder vreemde schepter leven;
3. ijzeren staaf die iets steunt of draagt, inz. als scheepsterm.

< >