Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Paneel

betekenis & definitie

(<Ofr. panel, lap), o. (...nelen),

1. (Westvl.) vierkant stuk stof waarmee de zitplaats van een koetsier wordt belegd.
2. rechthoekig plat vlak binnen een omlijsting: een kamer met beschilderde panelen; een deur met panelen; de panelen in parketvloeren zijn ongebost.
3. houten blad waarop men schildert.
4. schilderstuk op hout: ik heb een paar mooie paneeltjes gekocht.

PANEEL'TJE

o. (-s).

< >