m. (-en),
1. (Zuidn.) bejaard persoon, grijsaard ;
2. voorganger, bestuurder van een bepaalde categorie van mensen; — (bijb.) vertegenwoordiger van het volk in het Sanhedrin ;
3. (bij de eerste Christenen) door de Apostelen gewijde voorganger;
4. (Prot.) titel van die leden der gemeente, die naast de predikanten het opzicht hebben over de gemeente, de tucht handhaven en toezien op de leer: het college van ouderlingen.