Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Opslag

betekenis & definitie

m. (-en),

1. (muz.) de laatste slag van de maat; —het begin van een muziekstuk wanneer dit niet met een gehele maat, doch met een gedeelte van een maat begint;
2. opgeslagen gedeelte van een kledingstuk : een blauwe jas met rode opslagen;
3. het opslaan der ogen, blik: ik zag het met een opslag van het oog, ik bemerkte het dadelijk ; — bij de eerste opslag, in het eerste ogenblik;
4. het verhogen van de som die voor iets betaald wordt: dat geeft opslag in de winkels, daarvan zal alles duurder worden; — vermeerdering van loon: opslag geven, krijgen, vragen; een opslag van f 100 beloven; — (w. g.) bij opslag verkopen, bij opbod;
5. uitspruitsel, gewas dat opkomt zonder door de mens te zijn geplant of gezaaid: opslag van dennen en beuken ;
6. het opstijgen van vocht uit de grond: een goede stalling beveiligt het hooi tegen vochtige opslag van de grond;
7. het openen van iets dat toegevouwen is: bij de opslag van het boek;
8. slaag, pak ransel (in woordspeling met de bet. 4.): wil je opslag hebben? ik zal je opslag geven ;
9. het opslaan van goederen: vis in opslag hebben, ten verkoop in voorraad hebben; — hij heeft daar vrije opslag, gelegenheid om de goederen in pakhuizen te laten brengen ; — totaal van opgeslagen goederen in een veem.

< >