Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ooglid

betekenis & definitie

o. (...leden), elk der beide beweegbare, aan de buitenkant door de huid beklede kleppen, welker randen men dicht bij elkaar kan brengen, zodat het zichtbare deel van de oogbol er door bedekt wordt: de oogleden openen, sluiten, opheffen; twee grote tranen ontgleden zijn oogleden ; de oogleden worden zwaar, van slaperigheid of vermoeidheid.