bn. bw.,
1. niet te verbidden, onvermurwbaar: een onverbiddelijk rechter; wetten zijn onverbiddelijk; met onverbiddelijke strengheid optreden; — bw.: iem. onverbiddelijk afwijzen ; onverbiddelijk streng;
2. bw., onafwendbaar, onvermijdelijk: en daarop volgt dan onverbiddelijk dezelfde reactie.