v. (-en),
1. ontwrichting;
2. afzetting uit een ambt of een waardigheid: na zijn ontzetting uit het burgemeestersambt werd hij verbannen; — ontneming, inz. van bepaalde rechten: ontzetting van de ouderlijke macht of van de voogdij; ontzetting van bepaalde rechten (b.v. van het recht een bepaald beroep uit te oefenen); (Belg. rechtst.) in staat van wettelijke ontzetting;
3. bevrijding van een stad enz. die door de vijand in het nauw gebracht is;
4. (scheepst.) inzakking;
5. verbijsterende schrik : wij vernamen het met ontzetting.