Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Omspannen

betekenis & definitie

I. (spande om, heeft omgespannen), anders spannen, de paarden van plaats doen verwisselen: ’k zou de paarden liever omspannen, de schimmels voor de landauer en de bruintjes voor de tentwagen; —

II. (omspande, heeft omspannen),

1. in de greep van één of van beide handen omvatten: zij heeft een middeltje, dat men wel kan omspannen; — met uitgestrekte armen klemmend omvatten: die oude tronk kunnen drie mensen nog maar met moeite omspannen;
2. omsluiten met een gespannen voorwerp: het bestuur heeft het afgebakend terrein met touwen laten omspannen;
3. (dicht.) zich in een gebogen lijn om iets uitstrekken: de dierenriem omspant het hemelgewelf;
4. spannend omgeven: een engsluitend keurs omspande haar schoongevormde boezem.

< >