Werkwoorden vervoegen
omspannen (omvatten; omsluiten)
Tegenwoordige tijd omspannen
Ik omspan
Jij omspant
omspan jij?
U omspant
Hij/Zij/Het omspant
Wij omspannen
Jullie omspannen
Zij omspannen
Verleden tijd van omspannen
Ik omspande
Jij/U omspande
Hij/Zij/Het omspande
Wij omspanden
Jullie omspanden
Zij omspanden
Voltooid deelwoord van omspannen
omspannen
Tegenwoordig deelwoord van omspannen
omspannend
omspannen (paarden doen verwisselen)
Tegenwoordige tijd omspannen
Ik span om
Jij spant om
span jij om?
U spant om
Hij/Zij/Het spant om
Wij spannen om
Jullie spannen om
Zij spannen om
Verleden tijd van omspannen
Ik spande om
Jij/U spande om
Hij/Zij/Het spande om
Wij spanden om
Jullie spanden om
Zij spanden om
Voltooid deelwoord van omspannen
omgespannen
Tegenwoordig deelwoord van omspannen
omspannend