Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Nimf

betekenis & definitie

(<Gr.-Lat.), v. (-en),

1. (myth.) bij de Grieken en Romeinen: godin van rivieren, bossen enz., in de gedaante van een bevallig meisje; — vand. als dicht. ben. voor een bekoorlijk meisje in ’t alg.;
2. bij de gedaanteverwisseling der insecten : insect in de tweede toestand, na die van masker of larve.