(<Gr.-Lat.), v. (-en),
1. (myth.) bij de Grieken en Romeinen: godin van rivieren, bossen enz., in de gedaante van een bevallig meisje; — vand. als dicht. ben. voor een bekoorlijk meisje in ’t alg.;
2. bij de gedaanteverwisseling der insecten : insect in de tweede toestand, na die van masker of larve.