(speelde na, heeft nagespeeld),
1. spelende nadoen: een stuk op ’t gehoor naspelen;
2. nog enige tijd een spel vervolgen, vertonen: ik houd niet van naspelen, ik houd niet van redekavelen over een spel dat afgelopen is;
3. (kaartsp.) een kleur naspelen, nog eens in de kleur die gespeeld is uitkomen.