(gaf na, heeft nagegeven),
1. later, naderhand geven: men gaf Kloris en Roosje na, als naspel;
2. het genoemde van iem. vertellen, als lof of (inz.) blaam van hem zeggen: men geeft hem na dat hij gierig is; — (Zuidn.) dat zou ik hem niet nageven, daartoe zou ik hem niet in staat achten.