(Hd.), wij gaan niet naar Canossa (Bismarck in de Rijksdag op 14 Mei 1872). De uitdrukking doelt op de geschiedenis van keizer Hendrik IV, die door Paus Gregorius VII in de ban was gedaan en van zijn rijk vervallen verklaard, en die in Januari 1077 naar het door de marktgravin Mathilde bewoonde kasteel Canossa (prov.
Reggio nell’Emilia) toog om haar tussenkomst bij de Paus voor zich in te roepen. .Nadat de keizer drie dagen lang in een haren kleed in de open lucht als boeteling had gestaan, werd hem de gevraagde vergiffenis geschonken. De uitdr. naar Canossa gaan wordt vand. gebruikt in de zin van : zich op deemoedige wijze onderwerpen en boete doen.
