v.,
1. trek, lust, begeerte: tegen heug en meug eten, met tegenzin, wanneer men meer eet dan men lust; naar zijn meug eten, zo veel als men lust;
2. datgene wat men lust: wild is zijn meuge niet (Westvl.); (zegsw.) ieder zijn meug; ieder zijn meug, zei de boer, en hij at paardevijgen.