Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kapittel

betekenis & definitie

o. (-s, -en),

1. afdeling, hoofdstuk van een boek, inz. een hoofdstuk uit de bijbel: het zesde kapittel van Mattheus ; — (spr.) iem. het kapittel voorlezen hem berispen, kapittelen;
2. onderwerp van gesprek, (gewoner: chapiter): hij zoekt het op een ander kapittel’ te brengen; 3. (R.-K.) de vergadering en bij overdr. het lichaam der kanunniken, die tot een dom- of collegiale kerk behoren ; — vergadering van afgevaardigden van een kloosterorde, om gezamenlijk over de belangen der orde te raadplegen: provinciaal, generaal kapittel:

(spr.) (een) stem in het kapittel hebben, ook een woordje mee te spreken hebben, invloed hebben ; — vergadering der bewoners van een zelfde klooster tot bespreking der regelen en tot oefening; (ook) plaats dier samenkomsten, kapittelkamer of -zaal;

4. naam van liet bestuur der Balije van Utrecht.