Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zesde

betekenis & definitie

I. bn.,

1. rangtelw., komende na de of het vijfde : voor de zesde maal ; hij stierf de zesde December ; (zelfst.) gij zijt de zesde, de zesde persoon ; Karei de Zesde van Frankrijk, de zesde koning van die naam van Frankrijk <in deze en dergelijke verbindingen is zesde een waar bn. en wordt, volgens de oude spelling, als zodanig verbogen : een tijdgenoot van Karei den Zesden ; het zal den zesden plaats hebben) ; — ten zesde, in de zesde plaats ;
2. (kaartsp.) een zesde, opeenvolging van zes kaarten van dezelfde kleur ;
3. verdelingsgetal : een zesde gedeelte, ieder van zes gelijke delen van iets ; —

II. zn. o. (-n), zesde deel van iets : een zesde, ¼ ; 'vier vijfzesde hl, vier hl en vijfmaal een zesde deel van een hl.