Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Je l’ai vu. dis-je, de mes propres yeux vu. ce qu’on appelle vu

betekenis & definitie

(Fr.), ik heb ’t gezien, zeg ik, gezien met mijn eigen ogen» wat men toch gezien kan noemen (Molière, Tartuffe 5, 3). Vgl.

La Fontaine, Fab. 9, 1 : ,,je l’ai vu, vu de mes yeux, vous dis-je”.