Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hermes

betekenis & definitie

Gr. Hermes', zoon van Zeus en de nimf Mai'a, de dochter van Atlas, geboren op de berg Cylle'ne, godheid met velerlei aspecten, beschermer der kudden, brenger van voorspoed en zegen, geleider van de zielen der gestorvenen (psgehopompus), voorts in verband gebracht met alles waarbij behendigheid, gevatheid en list te pas komen. Bij Homerus is hij in de eerste plaats de snelle en slimme bode van Zeus, kenbaar aan zijn herautsstaf.

Verder is hij de god v.d. koophandel, de windsnelle verkeersgod, de uitvinder van de lier, de letters, de gymnastiek en de uitlegkunde {hermeneutiek), de beschermer van de opvoeding der jeugd en van straten en wegen. Zijn zuilvormige beelden (hermen), veelal langs de openbare weg, dragen dikwijls het vruchtbaarheidssymbool (phallus). Voorts wordt hij afgebeeld als een slanke jongeling met vleugels aan hoed en schoenen en een herautsstaf in de hand. Bij de Romeinen heet hij Mercurius.

< >