Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie B
- Beroeping
- Beroepingswerk
- Beroepsanalyse
- Beroepsbezigheid
- Beroepsbrief
- Beroepsconsul
- Beroepsgeheim
- Beroepshalve
- Beroepshof
- Beroepshygiëne
- Beroepskeuze
- Beroepsklasse
- Beroepskleding
- Beroepsleger
- Beroepsmisdadiger
- Beroepsofficier
- Beroepsonderwijs
- Beroepsorganisatie
- Beroepsplicht
- Beroepsraad
- Beroepsrenner
- Beroepsrijder
- Beroepsschool
- Beroepsspeculant
- Beroepsspeler
- Beroepstaal
- Beroepstelling
- Beroepsuitoefening
- Beroepsvereniging
- Beroepsvertegenwoordiging
- Beroepsvorming
- Beroepswerk
- Beroepswerkloze
- Beroepswerkzaamheid
- Beroepswet
- Beroepszanger
- Beroepszangeres
- Beroepsziekte
- Beroerd
- Beroerdheid
- Beroerdigheid
- Beroeren
- Beroering
- Beroerling
- Beroerte
- Beroest
- Beroken
- Beroking
- Berokkenen
- Berokkening
- Berooid
- Berooidheid
- Berookt
- Berouw
- Berouwen
- Berouwhebbend
- Berouwvol
- Beroven
- Beroving
- Berrie
- Berrieboom
- Berrieboomdrager
- Berrieboomhout
- Bersaglieri
- Berseba
- Berserkerwoede
- Bersten
- Bert
- Bertha
- Bertillonnage
- Bertram
- Bertramkruid
- Bertramwortel
- Berucht
- Beruchtheid
- Beruiken
- Berusten
- Berusting
- Beryllistiek
- Beryllium
- Bes
- Besabbelen
- Besachtig
- Besanjelier
- Besanjelierappel
- Besausen
- Beschaafd
- Beschaafdheid
- Beschaamd
- Beschaamdheid
- Beschaarder
- Beschadigd
- Beschadigen
- Beschadiger
- Beschadiging
- Beschadigster
- Beschaduwen
- Beschamen
- Beschaming
- Beschansen
