Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie A
- Affuitbalk
- Affuitboom
- Affuithaak
- Affuitkist
- Affuitlijf
- Affuitloods
- Affuitpek
- Affutage
- Affutselen
- Afgaan
- Afgaand
- Afgang
- Afgappen
- Afgazen
- Afgebliksemd
- Afgeborsteld
- Afgebrand
- Afgebroken
- Afgebruiken
- Afgedaan
- Afgedankt
- Afgedieft
- Afgedokterd
- Afgedonderd
- Afgedraaid
- Afgeduiveld
- Afgeesten
- Afgehageld
- Afgehard
- Afgeknot
- Afgeladen
- Afgelasten
- Afgeleefd
- Afgeleefdheid
- Afgelegen
- Afgelegenheid
- Afgelikt
- Afgelopen
- Afgemat
- Afgematheid
- Afgemeten
- Afgemetenheid
- Afgepaaid
- Afgepast
- Afgepastheid
- Afgeplat
- Afgeraken
- Afgerazend
- Afgereden
- Afgeren
- Afgericht
- Afgerukt
- Afgescheiden van
- Afgescheidene
- Afgescheidenheid
- Afgeselen
- Afgesloofd
- Afgesloofdheid
- Afgesloten
- Afgeslotenheid
- Afgesneden
- Afgespen
- Afgesproken
- Afgestampt
- Afgesteld
- Afgestompt
- Afgestorven
- Afgestorvene
- Afgeteerd
- Afgetobd
- Afgetobdheid
- Afgetogen
- Afgetrapt
- Afgetrokken
- Afgetrokkenheid
- Afgevaardigde
- Afgevallene
- Afgevast
- Afgeven
- Afgeweerlichts
- Afgewend
- Afgezaagd
- Afgezaagdheid
- Afgezant
- Afgezante
- Afgezantschap
- Afgezeten
- Afgezien
- Afgezonderd
- Afgezonderdheid
- Afghaan
- Afghaans
- Afgieren
- Afgieten
- Afgieting
- Afgietsel
- Afgietseldlertje
- Afgifte, afgift
- Afglijden
- Afglijding