(holde door, heeft en is doorgehold),
1. voortgaan met hollen, verder hollen: de ruiter viel, maar het paard holde door; (fig.) hij holt maar door, hij redeneert, ratelt maar door, redeneert als een kip zonder kop; (ook) hij bekreunt zich nergens om;
2. hollend een ruimte doorlopen: ze is alle kamers doorgehold.