Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Dageraad

betekenis & definitie

m., het aanbreken van de dag: de rozige dageraad; — als tijdstip: met de dageraad; als tijdruimte, morgenschemering: in de dageraad; — (fig.) de dageraad des levens, de kindsheid; — de dageraad der vrijheid, haar eerste stralen, het begin; — (w. g.) hij lacht als de duivel tegen de dageraad, hij grijnslacht.