Van Alexander tot Zeus Lexicon

Eric Moormann en Wilfried Uitterhoeve (2007)

Gepubliceerd op 08-03-2017

Psyche

betekenis & definitie

Psyche, een koningsdochter, was zo bovenmenselijk mooi dat iedereen haar bewonderde en zelfs de verering van de godin van de schoonheid en de liefde, Aphrodite, erdoor werd verwaarloosd. In haar woede droeg Aphrodite haar zoon Eros op het meisje verliefd te laten worden op een afzichtelijk iemand. Eros werd echter zelf verliefd op Psyche en gaf aan de opdracht geen gehoor. Het gevolg was dat de veel bewonderde Psyche niemand liefhad noch door iemand werd bemind. Haar ouders gingen in hun wanhoop naar Delphi om de orakelgod Apollo raad te vra-gen. Deze liet hun op instigatie van Eros weten dat ze hun dochter moesten kleden als voor een huwelijk en haar naar een hoge bergtop moesten voeren, vanwaar ze zou worden weggedragen door een vreselijk monster. De ouders brachten Psyche naar de aangegeven plaats, vanwaar ze door Zephyros, de Westenwind, werd weggevoerd naar een prachtig paleis om daar in slaap weg te zinken.

De volgende ochtend verkende ze, door stemmen geleid, het wonderbaarlijke paleis. Na het vallen van de avond kreeg ze gezelschap van een bedgenoot. Ze kon echter geen blik op hem slaan, en hij waarschuwde haar geen pogingen te ondernemen om hem te kunnen zien.

Psyche had een zeer gelukkige tijd, al voelde ze steeds sterker de behoefte anderen, en met name haar twee getrouwde zusters, deelgenoot te maken van haar geluk. Op haar aandrang stond Eros een bezoek van haar zusters toe. Zij werden door Zephyros naar het paleis gebracht en vervolgens bevangen door een felle jaloezie. Toen ze hoorden dat Psyche nimmer een blik op haar minnaar had kunnen slaan, hielden ze haar voor dat ze het bed mogelijk deelde met een monster.

Psyche kon haar angst en nieuwsgierigheid niet langer beheersen. Ze voorzag zich van een olielamp en van een mes, waarmee ze haar echtgenoot, als het een monster zou blijken te zijn, zou kunnen doorsteken. Toen ze op een nacht de olielamp ontstak, ontdekte ze tot haar opluchting dat ze het bed deelde met een prachtige jongeling. Eros werd echter gewekt door een drup-pel gloeiende olie en verdween om niet terug te keren.

De wanhopige Psyche zocht haar bedgenoot overal, maar niemand wilde haar, object van de voortdurende jaloezie van Aphrodite, daarbij helpen. Uiteindelijk belandde ze bij de liefdes-godin zelf, die haar belastte met vernederende en schier onmogelijke taken. Op een gegeven moment moest ze bij de koningin van het dodenrijk, Persephone, een flesje schoonheidszalf ophalen. Ze kreeg het verzegelde flesje mee, maar kon op de terugweg haar nieuwsgierigheid niet bedwingen, opende het flesje, werd door de geur bedwelmd en geraakte in een slaap waaruit ze niet ontwaakte.

Intussen was de verliefde Eros op zoek naar Psyche. Hij vond haar slapend en wekte haar met een prikje van een van zijn vleugels. Ze werd door Hermes naar de Olympos gevoerd. Op Eros’ verzoek bewerkstelligde Zeus een verzoening met Aphrodite en verleende hij Psyche onsterfelijkheid. Alle goden namen deel aan de feestelijke bruiloft van Eros en Psyche.

Dit sprookje over een gelukkige liefdesband na velerlei beproevingen is ons in de literatuur van de oudheid enkel overgeleverd door Apuleius (2e eeuw n.C.) in zijn Metamorfosen of De gouden ezel, maar moet blijkens afbeeldingen van eerdere datum oudere, waarschijnlijk Griekse wortels hebben.

De oudste voorstellingen van Psyche kennen we in de wandschilderkunst van Pompeii (1e eeuw n.C.), zij het dat zij nooit in een van de besproken scènes wordt uitgebeeld. Door haar bonte vlindervleugels is het meisje duidelijk gekarakteriseerd. Evenals Eros wordt zij een decoratieve figuur zonder specifieke functie. We vinden dan ook meer Psychai in één voorstelling, bijvoorbeeld als maaksters van bloemenkransen in het huis van de Vettii of als vereersters van Dionysos op een schildering in de villa van Ariadne te Stabiae. Uit Ostia en andere plaatsen zijn beeldengroepjes van Eros en Psyche in innige omhelzingen bekend, die teruggaan op een hellenistisch voorbeeld. De Romeinse sarcofagen (2e en 3e eeuw) zijn wel geïnterpreteerd als voorstellingen van het geluk na de dood dat door beproevingen is bereikt.

Het spreekt vanzelf dat dit verhaal, met als heldin een meisje dat als naam het Griekse woord voor ‘ziel’ en tevens ‘vlinder’ draagt, in de loop van de eeuwen is voorzien van symbolische betekenissen. In de middeleeuwen doet vooral de chris-telijke uitleg opgeld, waarin het verhaal wordt vergeleken met de Bijbelse zondeval: Psyche wordt gestraft voor haar zondige nieuwsgierigheid en ongehoorzaamheid. Al in de eerste hervertelling na het terugvinden rond 1350 van de tekst van Apuleius, die van Boccaccio in De genealogiis deorum gentilium 1350-60, staat deze christelijk-allegorische intentie voorop. In de humanistische literatuur van de Italiaanse renaissance (o.a. Ficino) en in de emblematiek van de 16e en 17e eeuw verschaft het verhaal vooral een beeld van de ‘amor divinus’: de tot vereniging met God leidende liefdesband tussen God en de sterfelijke. In associatie hiermee is er het beeld van de kus des doods, waarmee God de sterveling opneemt in het hiernamaals. De beproevingen die Psyche moet ondervinden van de zijde van Aphrodite staan voor de kwellingen die wij aan deze zijde van de dood moeten ondergaan. Daarnaast biedt de stof materiaal voor een burleske presentatie van de liefdesgod die zelf verliefd wordt, en voor het ‘festa teatrale’-element van de afsluitende bruiloft van het tweetal.

Dit alles maakt het verhaal tot een geliefd motief in de literatuur en het (muziek)theater van de 16e eeuw en vooral de 17e eeuw: toneelstukken van Del Carretto 1520 en Lope de Vega ca. 1604 (verloren gegaan), gedichten van Marmion 1637 en La Fontaine 1669, drie stukken van Calderón 1640, 1662 en 1665, een ‘tragédie-ballet’ van Th. Corneille/Molière/Quinault met muziek van Lully 1678, een ‘masque’ van Heywood 1636. In later tijd vindt het thema vooral in de Engelse poëzie weerklank: Morris 1868-70 en Bridges 1894. Veel van deze werken staan in de traditie van de aloude allegorische traditie van Psyche als symbool van de ziel. Het geldt ook voor een episch gedicht van Hamerling 1882. Couperus schreef in 1898 een zeer vrije bewerking van het verhaal van Apuleius.

In de beeldhouwkunst van de nieuwe tijd zijn elementen van het verhaal nagenoeg alleen in en sinds de 18e eeuw afgebeeld, met als bekendste beeld dat van Canova 1787-93 (de kus des doods/des levens).

Frequenter is het verhaal aanwezig in de schilderkunst, en wel vanaf ca. 1500. Een cyclus van Ercole de’ Roberti ca. 1493 in het Palazzo Belriguardo bij Ferrara is verloren gegaan, evenals een reeks schilderijen van Giorgione tussen 1500 en 1510. In de cycli van Rafaël 1517-18 in de Villa Farnesina te Rome en van Giulio Romano 1528 in het Palazzo del Te te Mantua staat het bruiloftsfeest centraal, ook onderwerp van een gravure 1587 van Goltzius naar een schilderij van Spranger. Tot de bekende cycli horen voorts die van Perino del Vaga ca. 1545 in de Engelenburcht te Rome, van Jordaens 1640-41 voor Queen’s House in Greenwich, van Giordano ca. 1698 in Hampton Court, van Natoire 1737-40 in het Hôtel de Soubise te Parijs, van Appiani ca. 1790 in de Villa Reale te Monza en van Schwind 1838 in een buiten te Rüdigsdorf in Saksen (geïnspireerd door Rafaël). Klinger maakte in 1880 een serie van 46 etsen voor een luxe-uitgave van Apuleius.

Psyche in haar verschillende verhalen en symbolische functies heeft tientallen optredens in de muziekgeschiedenis. In de 17e eeuw zijn er opera’s van o.a. Cavalli/Fusconi 1642, Lully/P. Cor-neille & Fontenelle 1678, A. Scarlatti/Totis naar Calderòn, Charpentier naar P. Corneille en Molière 1684, Draghi & Locke/Shadwell 1675. De traditie vond een vervolg in de 18e eeuw (o.a. Uttini/Quinault 1766, Méhul/Fuzée de Voisenon 1756) en in de 19e eeuw (o.a. Barbier/Carré 1857, Winter/Mühler 1790). Daarnaast is er een beschei-den ballettraditie, met als vroeg voorbeeld Lully 1656 en als laat voorbeeld Hindemith 1943.

De wegvoering van Psyche door Zephyros is gebeeldhouwd door Adriaen de Vries ca. 1593 en de Belgische neoclassicist Rutxhiel 1813 en geschil-derd door Le Brun 1652-53 (plafond). Vasari ca. 1550, Zucchi 1589, Rubens ca. 1636-38 en Van Dyck tussen 1635 en 1645 hebben geschilderd hoe Psyche in het licht van de olielamp haar blik laat rusten op de slapende Eros.

Bij schilders die staan op de overgang van neo-classicisme naar romantiek, is er een voorkeur voor de afbeelding van Eros en Psyche als zeer jeugdig liefdespaartje: bijv. Gérard 1798, David en Picot beiden 1817. Latere afbeeldingen zijn er van Watts 1884 (Psyche alleen), Leighton 1890 (de actrice Dorothy Dene als een badende Psyche) en Kokoschka 1955 (toneelvoorhang Opernhaus Salzburg, het liefdespaar).