Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gepubliceerd op 10-04-2020

Slim

betekenis & definitie

Evenals bij het woord leep moeten wij uitgaan van de grondbetekenis: scheef, krom, schuin. In de 17e eeuw betekent slim van lijf: misvormd, gebocheld, scheef.

Figuurlijk gaat slim dan betekenen: slecht, verkeerd en van personen: onoprecht, gemeen, boos. Zo spreekt Anna Bijns over Luther als een man die slimme gangen ging en bij Hooft lezen wij: Noyt was er beter slaef, noyt was er slimmer heer. De betekenisovergang naar: slim, geslepen is dan heel eenvoudig. Dan verliest het woord langzamerhand de ongunstige bijbetekenis en wat overblijft is: vlug van bevatting, schrander, vlug in het bedenken van hulpmiddelen en uitwegen, in het oplossen van raadsels enz.