Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

Gepubliceerd op 21-07-2020

gast

betekenis & definitie

jongen, kwajongen, kerel (informeel)

Die eerste zomer heb ik hem wel een beetje op afstand gehouden. Ik had al een zoontje, ik begreep niet waarom zo'n jonge gast geïnteresseerd was in mij.
(De Morgen)
Maar er zijn ook meer dan genoeg goeie sloebers bij. Olav helpt mij ook met mijn vuilbakken en hij ruimt de sneeuw weg, in uwe winterfrak. Ik zal het maar ineens zeggen: ik heb uw kleren uitgedeeld aan die gasten, behalve uw streepkespyjama, want daar slaap ik in, en uw schoonste marcelleke want daar riek ik aan.
(Marita de Sterck, Niet zonder liefde)

Belgisch-Nederlandse Standaardtaal
Gangbaarheid: 7
Vlaamsheid: 1