Synoniem van weigeren

weigeren - niet (willen) doen wat wordt gevraagd. Het heeft een weglaatbaar lijdend voorwerp: 'dat weiger ik', 'hij weigerde'. Nee zeggen heeft een weglaatbare bepaling met 'op': 'hij heeft nee gezegd op mijn verzoek'. Ander synoniem: passen (voor). Bedanken voor heeft een verplichte voorzetselbepaling. (Er) niet over peinzen vereist een voorzetselbepaling met 'er' of 'daar'. Een verplicht lijdend voorwerp hebben vertikken, en, meer informeel, verdommen, verhippen, verdraaien en verbruien; alle met de betekenis 'pertinent weigeren'. Geen lijdend voorwerp

heeft de uitdrukking bedanken voor de eer: een dubieus verzoek weigeren. Nadrukkelijker zijn feestelijk bedanken voor en stichtelijk bedanken voor.

Zie: afwijzen.

Verklaren, dat men aan een verzoek, dat ons gedaan wordt, niet kan vol¬doen. Weigeren is het algemeene begrip. Afslaan is een aanbod of aanzoek, dat ons gedaan wordt, kortaf weigeren, het als ’tware van ons stooten. Afwijzen is iets officieel weigeren en laat in het midden op welke wijze de weigering geschiedt, terwijl afwijzend beschikken meer bepaald het oog heeft op eene schriftelijke beantwoording van wege een machthebbend persoon of college. Van de hand wijzen onderstelt meer eene beleefde weigering, weigeren en ontzeggen zien meer op den inhoud van het verzoek. Een aanzoek, verzoek, eene bede of uitnoodiging afslaan. Iemand onder¬steuning weigeren.

weigeren - regelmatig werkwoord
uitspraak: wei-ge-ren

1. er nee op zeggen
♢ doe je het? nee, ik weiger
1. de machine weigert
[hij doet het niet]
2. het doet niet wat het moet doen
♢ die machine weigert weer
3. het niet willen aannemen
♢ ik heb dat tweede gebakje geweigerd

Regelmatig werkwoord: wei-ge-ren
ik weiger
jij/u weigert
hij/zij weigert
wij/zij/jullie weigeren
ik/jij/u/hij/zij weigerde
wij/zij/jullie weigerden
hij heeft geweigerd
de/het/een geweigerde ....
weigerend, weigerende

Synoniemen
afslaan, ontzeggen

Tegenstellingen
aannemen, aanpakken, doen, dulden, functioneren, gedogen, goedvinden, permitteren, toegeven, toelaten, toestaan, toestemmen, tolereren, veroorloven, werken