Synoniemen zoeken
Synoniem van teleurstellen
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
teleurstellen
teleurstellen - niet beantwoorden aan iemands hoopvolle verwachtingen. Synoniemen: (iemands) verwachtingen beschamen, (iemands) hoop beschamen, (iemand) in zijn hoop beschamen, (iemand) in zijn verwachtingen beschamen en (iemands) vertrouwen beschamen. Tegenvallen kan een meewerkend voorwerp hebben: 'het valt ons tegen'. In informele stijl gebruik je, om nadruk te geven, vies tegenvallen. Ontgoochelen, ontnuchteren en (iemand) zijn illusies ontnemen komen meestal als voltooid deelwoord voor: 'ze was meteen ontnuchterd'. (Iemand) een koud bad geven (informele stijl) heeft een zaak als onderwerp (een feit, omstandigheid en dergelijke). Van domme of verkeerde handelingen waarvoor men zelf verantwoordelijk is, zeg je dat ze (iemand) opbreken, (iemand) slecht bekomen of hem afvallen. De informele uitdrukking iemand dun door de broek lopen wordt in de toekomende tijd gebruikt: 'dat zal je nog dun door de broek lopen'.
Zie: spijten.

Synoniemen Handboek
Jef Anthierens (1998)
Teleurstellen
Gezegde(s):
• iemand iets door de neus boren

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Teleurstellen
Maken dat eene verwachting niet vervuld wordt. Beschamen d. i. iemand te schande maken in zijne ver¬wachting is sterker dan teleurstellen en ziet op het berokkenen eener grie¬vende teleurstelling. Iemand, die zich in groote verlegenheid bevindt, en redding verwacht van een persoon, op wien hij zeker meent te mogen rekenen, zegt b.v. tegen dien persoon: Beschaam mijne hoop niet! In enkeleuitdrukkingen komt het in tegenoverges telden zin voor, nl. mijne vrees wordt beschaamd.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
teleurstellen
teleurstellen - regelmatig werkwoord
uitspraak: te-leur-stel-len
1. ervoor zorgen dat het niet zo is als men gehoopt heeft
♢ hij stelt zijn ouders teleur met zijn agressieve gedrag
Regelmatig werkwoord: te-leur-stel-len
ik stel teleur (... ik teleurstel)
jij/u stelt teleur (... jij teleurstelt)
hij/zij stelt teleur (... hij teleurstelt)
wij/zij/jullie stellen teleur (... wij teleurstellen)
ik/jij/u/hij/zij stelde teleur (... ik teleurstelde)
wij/zij/jullie stelden teleur (... wij teleurstelden)
hij heeft teleurgesteld
de/het/een teleurgestelde ....
teleurstellend, teleurstellende