Synoniemen zoeken
Synoniem van spreken
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
spreken
spreken - zich door middel van spraakklanken uiten over iets. Er kan een bepaling volgen met 'over' of met 'van' ter aanduiding van het onderwerp, maar dat is niet verplicht. Praten gebeurt op informele wijze, en is in informele schrijf- en spreektaal synoniem met kletsen, ouwehoeren, o.h.-en en parlevinken: 'we hebben gezellig met elkaar gekletst'. In België: semmelen, cournieren, protocollen; in het Bargoens: poekelen. Aanhoudend praten over onbelangrijke dingen heet babbelen (over) (zie aldaar). Gezelligheid is troef bij (eveneens) babbelen (over), bij het archaïstische kouten (over) en bij het Vlaams-Belgische klappen (over); gemoedelijkheid heeft de overhand bij keuvelen (over). Ontspannen praten over dingen die enige importantie hebben, althans niet echt futiel zijn, heet converseren (over). Bij bomen (over) en een boom opzetten (over) is er de gedachte aan mensen die met veel overgave en breedvoerig een min of meer diepzinnig onderwerp onder de loep nemen. Onzinnige of domme praat wordt uitgeslagen door hen die leuteren, kletsen, bazelen, wauwelen, zwammen, zwetsen (alle eventueel met een bepaling met 'over'), dazen, raaskallen en uit hun nek(haren) kletsen (dat laatste is zeer informeel). Iemand die veel of druk praat, roert zijn mond (of tong), klept, klepmeiert of, in informele stijl, is aan het redeneren (over), of, nog informeler, roert zijn snater. Zacht of stiekem praten, met bijgedachte aan samenzweerderig gedoe, heet smi(e)spelen, smoezelen of, plat, smoezen (over). (Zie: fluisteren.) Geliefden kozen: ze spreken liefdevol met elkaar. Druk door elkaar praten wordt zwatelen genoemd. Zonder variabele voorzetselbepaling komen voor praten over koetjes en kalfjes en praten over ditjes en datjes: over onbelangrijke dingen praten. Zich onderhouden over is een wat formele uitdrukking, en heeft altijd meerdere personen als onderwerp. Op een onbegrijpelijke maar diepzinnige manier spreken heet orakelen. Iemand die druk en vol overgave lang achtereen over diepzinnige dingen praat, is aan het oreren (zie aldaar); dit woord wordt spottend gebruikt. Wie koetert of koeterwaalt, bezigt een onverstaanbaar taaltje. Bij schoolmeesteren (over) is de toon belerend. Een redenaar speecht (zonder voorzetselbepaling met betrekking tot het onderwerp).
Zie: aanroeren; communiceren; hebben, het - over; meedelen; mompelen; oreren; zeggen; zeuren.
[b]
Synoniemen Handboek
Jef Anthierens (1998)
Spreken
Gezegde(s):
• een boom opzetten
• te berde brengen
• in het midden brengen
• schreeuwen als een mager varken
• praten als Brugman
• er een tuit aan hangen
• iemand blaren aan de oren praten
• dat ligt hem in de mond bestorven
• van zijn hart geen moordkuil maken
• klinkt het niet, dan botst het maar klappen als een ekster
• geen blad voor de mond nemen
• over koetjes en kalfjes praten
• van kraaien en duiven spreken
• zijn smoel roeren
• zijn hart uitstorten
• in de lucht schermen
• lucht geven aan
• dat zit in de lucht
• uit zijn bek schijten
• praatjes vullen geen gaatjes
• woorden zijn geen oorden
Synoniemen Handboek Spreekwoorden
Gedigitaliseerd Ensie (1998)
Spreken
Spreekwoord(en):
• die veel kalt, veel ontvalt
• schone woorden maken de kool niet vet
• waar het hart van vol is, loopt de mond van over
• verba valent usu (= het gebruik bepaalt de inhoud van de woorden)
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
spreken
spreken - onregelmatig werkwoord
uitspraak: spre-ken
1. woorden uitspreken, iets zeggen
♢ de voorzitter heeft lang gesproken
1. over Jan gesproken ....
[nu we het toch over Jan hebben]
2. zij spreekt altijd de waarheid
[liegt nooit]
2. een gesprek voeren
♢ ik wil de directeur spreken
1. daar ben ik niet over te spreken
[dat bevalt me niet]
3. in een taal kunnen praten
♢ zij spreekt vloeiend Turks
Algemene uitdrukkingen:
1. normaal gesproken ....
[gewoonlijk]
2. dat spreekt vanzelf
[natuurlijk!]
3. ik heb bij wijze van spreken geen tijd om te eten
[dat is niet echt zo, maar ik heb het erg druk]
4. deze cijfers spreken voor zich
[ze zijn duidelijk genoeg]
5. spreken is zilver, zwijgen is goud
[het is beter om te zwijgen dan om te praten]
Onregelmatig werkwoord: spre-ken
ik spreek
jij/u spreekt
hij/zij spreekt
wij/zij/jullie spreken
ik/jij/u/hij/zij sprak
wij/zij/jullie spraken
hij heeft gesproken
de/het/een gesproken ....
sprekend, sprekende
Synoniemen
converseren, kleppen, lullen, praten
Tegenstellingen
zwijgen