Synoniemen zoeken
Synoniem van zeggen
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
zeggen
zeggen - mondeling tot uiting brengen. Het is synoniem met vertellen ('hij zei weinig', 'ik zal je zeggen wat ik ervan vind') en met spreken (formeel). Opmerken (in België: bestätigen) geeft aan dat de spreker zelf min of meer belang hecht aan wat hij zegt. Soms laat iemand bij vergissing zich iets ontvallen; hij had eigenlijk niet de bedoeling gehad het te zeggen. Iets dat je zelf van iemand hebt vernomen, kun je overbrengen of doorvertellen aan anderen; overbrieven heeft een afkeurende bijbetekenis. In het openbaar iets vertellen heet ook bekendmaken. Terugzeggen is: zeggen bij wijze van antwoord. (Zie: antwoorden.) Bij beweren ontbreekt
een deugdelijke bewijsgrond, althans daar heeft het de schijn van. Iemand die doorgaat met iets te beweren, houdt zijn verhaal vol of houdt het staande. Zonder nadenken flap je er iets uit. Toevoegen is: op onvriendelijke wijze zeggen; er horen een lijdend en een meewerkend voorwerp bij: 'iemand een belediging toevoegen'. Loslaten wordt gebruikt in zinnen met een ontkennend element: iets zeggen over dingen waarnaar anderen nieuwsgierig zijn: 'ze wilde er niets over loslaten'. Wie iets verzucht, zegt het met een zucht.
Zie: weten, laten.
Zie: betogen; spreken; uiten.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
zeggen
zeggen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: zeg-gen
1. het mondeling onder woorden brengen
♢ hij zegt dat hij geen tijd heeft
1. zo gezegd, zo gedaan
[het is gebeurd zoals het was afgesproken]
2. zeg ....
[luister eens]
3. zeg dat wel!
[inderdaad]
4. daar is veel voor te zeggen
[dat is een goed idee]
5. nee zeggen
[weigeren]
6. het voor het zeggen hebben
[de baas zijn]
7. eerlijk gezegd
[als ik eerlijk ben]
8. hij zegt van wel
[dat het wel zo is]
9. doe wat je zegt, dan lieg je niet (TB)
[hou je aan je woord]
2. betekenen
♢ dat wil zeggen: je bent geslaagd
1. dat zegt me niets
[dat betekent niets voor me]
Onregelmatig werkwoord: zeg-gen
ik zeg
jij/u zegt
hij/zij zegt
wij/zij/jullie zeggen
ik/jij/u/hij/zij zei
wij/zij/jullie zeiden
hij heeft gezegd
de/het/een gezegd ....
zeggend, zeggende
Synoniemen
opmerken