Synoniemen zoeken
Synoniem van dalen
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
dalen
dalen - een geringere waarde krijgen dan voorheen. Je zegt het van aandelen en koersen. Sterke daling hiervan wordt aangegeven met de woorden kelderen, duikelen en vallen.
Zie achteruitgaan ; verminderen .
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Dalen
Zich meer ot minder snel nederwaarts bewegen. Vallen duidt eene neder- waartsche beweging aan, die niet van onzen wil afhankelijk is; het zegt, dat een lichaam aan de aantrekkingskracht van de aarde gehoorzaamt, zonder dat deze door eenige noemenswaarde andere kracht gebroken wordt, hetgeen bij struikelen wel het geval is. Storten, als intransitief, is plotseling van eene hoogte zeer snel naar beneden vallen; als transitief of reflexief is het iemand doen vallen, hetzij met opzet, hetzij bij toeval. Het paard van den prins stortte en brak het voorbeen. De duiker stortte zich in de golven. Ik heb wijn op het tafellaken gestort en maak u mijne excuses. Dalen geeft eene langzame, geleidelijke beweging naar de oppervlakte der aarde te kennen. Het reisgezelschap daalde den berg af; de luchtballon daalde neder. Zakken en zinken eene verwijdering van die oppervlakte ten gevolge eener nederwaartsche beweging, welke aan die oppervlakte haar oorsprong nam. In den modder zakken of zinken. Zinken is snel zakken, en heeft verder nog de bijbeteekenis, dat de nederwaartsche beweging zoo lang wordt voorlgezet, dat het voorwerp onder de oppervlakte schuil gaat, uit het gezicht verdwijnt, en op den vasten grond of den bodem van het water blijft rusten. Het schip zonk. Zegt men het water zakt of valt, dan heeft men het oog op den tegenwoordigen stand van het water in tegenstelling met den vroegeren. Figuurlijk zegt men: de prijzen dalen; het hoofd laten zakken; hij is diep gezonken; die slaat, zie toe dat hij niet vatte.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
dalen
dalen - regelmatig werkwoord
uitspraak: da-len
1. een kleinere waarde krijgen
♢ de prijzen zijn gedaald
2. omlaag gaan
♢ het vliegtuig daalt langzaam
Regelmatig werkwoord: da-len
ik daal
jij/u daalt
hij/zij daalt
wij/zij/jullie dalen
ik/jij/u/hij/zij daalde
wij/zij/jullie daalden
hij is gedaald
de/het/een gedaalde ....
dalend, dalende
Synoniemen
zakken
Tegenstellingen
stijgen