Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

bos

betekenis & definitie

1.(de, -sen), (ook:) de gezamenlijke trossen bananen (bananen of bakoven) aan een steel. Van elk bananenplantsoen [plantgoed], dat in den grond gestoken werd, rekende de directeur op vier bossen en die kreeg hij ook (Bartelink 24).

Etym.: Oudste vindpl. not. van 1757 (S&dS 646). Zie ook: hand (2), vinger (2).2.het bos, (ook:) het binnenland, bij uitbr. al het land, wel of niet bebost, buiten de dichter bevolkte delen van het kustgebied (in Suriname). De goudvelden hebben menigeen naar het bos gelokt (J&L 1922: 18). Ze had wel willen schreeuwen, dat ze helemaal niet naar het bos terug wilde, maar altijd bij tante [die in Paramaribo woont] wou blijven! (Maynard b: 29, schrijvend over een Indiaans meisje dat niet terug wil naar haar geboortedorp).
- Etym.: Het overgrote deel van het betreffende gebied, vooral het binnenland, bestaat inderdaad uit bos. (1) E ‘the bush’ kan in Guyana en andere Westindische gebieden hetzelfde betekenen (D.g.f. 17, C&L). Samenst.: vele, zie bos(2).
-: -bos (het, -sen; als tweede lid van een samengest. zn.). De namen van de natuurlijke bostypen in Suriname en hun onderlinge verwantschappen zijn: I mangrovebos (AN), 1.1 parwabos, I.2 mangrobos. II zwampbos, 11.1 hoog zwampbos (w.o. mierenhoutbos), 11.2 laag zwampbos (w.o. koffiemamabos).

III drasbos, III.1 laagbos, III.2 oeverbos (w.o. morabos), III.3 kreekbos, lll.4possumbos. IVsavannebos, IV.1 hoogsavannebos (w.o. dakamabos), IV.2 laag savannebos of tikitikibos (w.o. bergsavannebos), V hoogbos of hoog drooglandbos (w.o. ritsbos). VI walababos. VII lianenbos. VIII mosbos. Zie ook: pinusbos, kapoeweri(bos), onderbos.

3.bos- (als eerste lid van een samengest. zn.),
1. behorende bij bos (dus als AN). Voorbeelden: bosdruif, bosgeit, Bosneger, bosyaws.
2. behorende bij ‘het bos’ (II), dus. minder bekend in de dichter bevolkte delen van het land. Voorbeelden: bosbewoner, boskampje, bostoelage.
3. ‘wild’, als tegenstelling van ‘gekweekt, gecultiveerd’. Voorbeelden: bosbanaan, bosdoks, bosthee. Opm.: In vele gevallen lopen deze betekenissen door elkaar. Vooral bij plantenamen komt de combinatie van 1 en 3 veel voor, bijv. bij boskasjoe, boskers, bostamarinde.
-Etym.: S boesi kan al deze bet. hebben.