Boeken
  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

Op de hoogte blijven?


  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?
  • Adverteren

 

Synoniemen zoeken

Uitgelicht

Bestel nu de Formule 1 Encyclopedie!

Synoniem van bos

  • bos
  • bosland
  • bundel
  • gedichtenbundel
  • gedichtenverzameling
  • hout
  • pak
  • rist
  • tros
  • woud
Synoniem van 'n ander trefwoord
  • bos
  • bundel
  • bussel
  • garf
  • menigte
  • reeks
  • Betekenis van bos
  • Spreekwoorden met bos
  • Spelling van bos
  • bos vervoegen
2020-10-14 2020-10-14
Handwoordenboek synoniemen ©

Handwoordenboek synoniemen ©

J.V. Hendriks (1898)

Bos

Eene verzamelig van gelijke of verschillende voorwerpen, die met elkander zijn verbonden. Worden zij alleen door een band bijeengehouden dan vormen zij een bundel of bos. Bos heet bij voorkeur eene verzameling langwerpige en niet zeer vast samen¬gebonden dingen van dezelfde soort; bij bundel is dit niet altijd het geval. Men zegt: een bundel pijlen, een bundel stokken, maar een bos pennen, een bos stroo, een takkebos. Pak geeft te kennen, dat de bijeengevoegde zaken hoofdzakelijk hierdoor bijeengehouden worden, dat zij met de eene of andere stof omwikkeld zijn. Een pak papieren, een pak goederen. Met het pak gaan (manufacturen langs de huizen rondventen). Bist noemt men eene verzameling voorwerpen, aaneengeregen of vastgehechf aan een stok of eene lat. Een rist uien, een rist vinken. Aan tros verbindt zich het denkbeeld van een eng verband: een tros druiven, bloemen.

2017-11-14 2017-11-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief

Nederlands woordenboek voor onderwijs

bos

bos - zelfstandig naamwoord

1. heleboel bomen bij elkaar
♢ we maakten een wandeling in het bos
1. hem het bos in sturen
[niet serieus helpen]
2. huilen met de wolven in het bos
[doen wat anderen doen]
2. langwerpige dingen die bij elkaar gehouden worden
♢ ik kocht een bos wortelen
1. ze vielen bij bosjes
[de een na de ander]
2. een flinke bos hout voor de deur hebben
[grote borsten hebben]

Zelfstandig naamwoord: bos
het bos
de bossen
het bosje

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

Op de hoogte blijven?


  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen
  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?
  • Adverteren
© 2022 Ensie

Inloggen

Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.

Ik ben mijn wachtwoord vergeten