Spreekwoorden en gezegden

F. Stoett (1977)

Gepubliceerd op 14-10-2020

Mank gaan

betekenis & definitie

gebrekkig, kreupel gaan, hinken, dus niet goed gaan; in overdrachtelijke zin gebrekkig zijn, evenals het Lat. claudicare, Fr. clocher, in de uitdr. die vergelijking, dat bewijs gaat mank, is niet juist. Vandaar bij uitbreiding aan iets mank gaan, gebrekkig zijn in het genoemde opzicht, aan dat euvel lijden; aan hetzelfde euvel mank gaan, met hetzelfde zedelijk gebrek behept zijn.

Ouder in verb. met hinken: „nu merck ic van wat voet dat ghy hinct” (Celestina, vert. 1550). Evenzo Hd. hinken; Eng. to halt; comparisons never go on all fours.