Wat is de betekenis van euvel?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Euvel

I. o. (-en), 1. kwaal, ziekte, ongesteldheid, gebrek, thans inz. oneig. op zedelijk en geestelijk gebied: hij gaat aan dat euvel mank, is nog niet van dat euvel genezen. 2. iets slechts of verkeerds, kwaad. II. bn. (-er, -st), kwaad, slecht; thans meest in de verb. in euvelen moede, met boos opzet, in arren moede. III. bw., alleen n...

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

euvel

euvel - Zelfstandignaamwoord 1. mankement, storing, kwaal, gebrek De auto wilde eerst niet starten maar het euvel was snel verholpen. 2. een slechte zaak Verslaving aan medicijnen is een ernstig euvel. euvel - Bijvoeglijk naamwoord...

2025-07-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

euvel

euvel - zelfstandig naamwoord uitspraak: eu-vel 1. wat niet helemaal goed is ♢ we zullen dat euvel snel verhelpen Zelfstandig naamwoord: eu-vel het euvel Synoniemen fout, gebrek, handicap, mankement ...

2025-07-16
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Euvel

kwaal; kwaad

2025-07-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Euvel

s.n., e(u)vel (it), mankemint (it).

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

euvel

1. o. euvelen (kwaal, gebrek inz. op zedelijk of geestelijk gebied; op iets lichamelijks inz. in samenst.): voeteuvel; een echt Hollands euvel; aan een euvel mank gaan, er mede behept zijn; 2. bn.: in euvelen moede, toornig; 3. bw.: duid het mij niet euvel, ten kwade; iets euvel opnemen.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

euvel

('euvәl) I. bn. en bw. 1. kwaad, slecht, verkeerd: niets -s; iets opnemen; iemand iets duiden, ten kwade. 2. boos, toornig: in -en moede. II. o. (-en) gebrek, kwaal, tekortkoming: met een behept, besmet zijn; aan een ziek zijn; aan een mank gaan; een verhelpen.

2025-07-16
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

euvel

euvel zn. 'kwaal, gebrek', bn. 'slecht' categorie: erfwoord Onl. uuil (zn., bn.) 'het kwade; kwaad' [10e eeuw; W.Ps.], uvelen (bn. datief mv.) 'kwaad' [ca. 1100; Will.]; mnl. euel in alremest den gonen die god gegesselt heuet met sulken euele 'vooral degene die god gegeseld heeft met zulke euve...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Drentsche spreekwijzen

Dr. J. Bergsma (1906)

euvel

slecht: he is er euvel an tou (Bunne), ziek: aorig euvel − vrij ziek; kleinzeerig (Hooghalen).