Sinterklaaslexicon

Marie-José Wouters (2009)

Gepubliceerd op 24-10-2019

Geschiedenis van het sinterklaasfeest

betekenis & definitie

Godehard, bisschop van Hildesheim († 1038), hervormde het onderwijs. Hierbij ontstond de gewoonte om een Nicolaasspel op te voeren met de relatie tussen heilige en scholieren als onderwerp. Vanuit de kloosterscholen is dit Nicolaasspel waarschijnlijk steeds meer de wereld ingegaan. Zoals bij → ommekeerfeest beschreven, was er oorspronkelijk sprake van een kinderbisschop met twee medescholieren.

Later deden meer kinderen mee. Net zoals met carnaval droegen zij maskers, meestal duivelsmaskers.In Oxford deelde men in 1214 aan de armste kinderen van de stad brood, vis en drinken uit op ‘St Nicolas Day’. In Dordrecht kregen de koorknapen een vrije dag en ‘bisschopsgeld’ vanaf 6 december 1360. Een van hen kleedde men als kinderbisschop met mantel, mijter en staf en in optocht trok hij met zijn medescholieren door de stad. In 1403 deelde men ‘honinc, claescoeck en taert aen die (koor)kynders, op hunne patroen St. Nyclaes’ uit. De armen kregen brood.

Vanaf 1427 worden in Utrecht geregeld drie of vier paar kleine kinderschoentjes aan de armen geschonken; in 1575 werden aan de kinderen van een arme weduwe schoenen met wat geld erin gegeven. In 1522 kregen de koorknapen elk een paar nieuwe schoenen en de ‘bisschop’ extra geld om te trakteren. In 1571 deelde men weitebroden van een halve stuiver uit aan de schoolkinderen. Het sinterklaasfeest werd zeer populair, mogelijk ook doordat het tijdstip in het jaar zo gunstig was: in de 16de en 17de eeuw kwamen begin december de visserij en de Oostzeehandel stil te liggen vanwege de winter. Vader kwam weer thuis! In veel Hollandse havenplaatsen werden dan ook in september het jaar daarop veel Klaasjes geboren, genoemd naar de patroonheilige van de zeelieden.

Tussen de rekeningen van Luther uit 1535 zijn diverse uitgaven voor de viering van sinterklaasavond aangetroffen. Vanaf 1545 zijn die uitgaven echter op rekening van het kerstkind: goede gaven kunnen immers alleen van God komen, denn Gott kennet das Larven volck und Niclafibisschofe nicht (God kent geen gemaskerd volk en geen Nicolaasbisschop).

In de 17de eeuw verbood men het sinterklaasfeest omdat dit ‘paapse afgoderij’ was. Dominee Wittewrongel ging in zijn boek Oeconomia Christiana ofte Christelijcke Huys-houdinghe uit 1655 tekeer tegen het sinterklaas vieren. Een zekere Walich Sieuwerts schreef in 1604 tegen de ‘Roomsche afgoodery’: Tis een sotte ende onghefondeerde maniere van de kinderen haere schoenen met allerley snoeperie ende slickerdemick te vullen. Wat is dit anders gedaen, als op de hoochten geoffert ende geroockt? Die sulcx doen en verstaen noch niet wat de waere Religie is! Een schoolmeester mocht van zijn stadsbestuur niet meer vertellen over Sinterklaas op straffe van een boete van 30 stuivers. (In 1618 verbood men in Tiel het schoenzetten; deze verordening werd onlangs weer gevonden: hij was nog niet herroepen!

In 1964 overigens protesteerde raadslid Bisschop (!) in Staphorst tegen een bezoek van Sint-Nicolaas omdat dit spotten met de beginselen van de reformatie zou zijn. In 1977 vond de burgemeester van Sint-Philipsland het binnenhalen van Sinterklaas ‘een duivels gebruik’. Ook in 1992 nog weigerde de burgemeester van Barneveld en in 1995 die van Hardinxveld/Giessendam om soortgelijke redenen Sinterklaas te ontvangen.)

Elk jaar herinnerde de kerkenraad de burgemeesters eraan dat het sinterklaasfeest weer voor de deur stond, wat tot grote schande en laster van de reformatie ook dit jaar wel weer gevierd zou worden. De burgemeesters werden geacht maatregelen te nemen. Ze kwamen dan ook bijna elk jaar met keuren. Zo was het na het luiden van de poortklok verboden om nog te venten met poppengoed en snoeperij. Maar het feest ging gewoon door. Zo is in Bredero’s Moortje (1615/1617) een passage vermeld over schoenzetten. In 1620 trad waarnemend schout De Vrij op sinterklaasavond in Amsterdam op. Hij verwijderde alle ‘kinderpoppegoetvercoopers’ van de Vijgendam en verwierf zich daarmee de naam ‘schout Sint-Nicolaas’. In Delft werd in 1607 geprotesteerd tegen de ‘beelden’ op koeken: dit leek te veel op beeldenverering. Maar predikanten die al te heftig tekeergingen tegen het vieren van sinterklaas konden moeilijkheden verwachten: Bicker Ray, bekend om het dagboek dat hij bijhield, vermeldt dat op sinterklaasdag in 1732 bij de dominees Vos, Beels en Visscher alle ruiten werden ingegooid. Door al die verboden en vermaningen vierde het volk het sinterklaasfeest steeds minder op straat (zoals de sinterklaasmarkt in Amsterdam) en werd het feest naar de huiselijke kring verplaatst. Mogelijk ook met opzet: in Duitsland wordt in 1753 beschreven dat de jongens zoveel lawaai en ongehoordheden vertonen bij het ‘den Klasen machen’, dat samen met de zielzorger besloten wordt een goed geïnstrueerde, eerlijke man te kiezen, die in eerbiedwekkende kleding de kinderen zal bezoeken.

Hij zal hen ondervragen, hen tot deugden aansporen en ijverige kinderen belonen met een geschenk.

Had de reformatie veel weerstand tegen de sinterklaasviering, de contrareformatie zag in de Sint-Nicolaasviering een mogelijkheid het geloof via catechese over te brengen: Sint-Nicolaas kwam op huisbezoek en kon de kinderen overhoren of ze genoeg van het geloof afwisten. De catechese-overhoring werd vervolgens geseculariseerd tot het ondervragen over de burgerlijke deugden ijver, netheid en gehoorzaamheid. Nog in de 20ste eeuw zegt Sint (Gerrit den Braber) tegen een achtjarige jongen dat hij braaf naar zondagsschool moet gaan.

Rond 1840 begint met name in Limburg Sinterklaas bij de gegoede stand ‘in deftig levenden lijve’ aan huis te komen. Dit zou ook via de aartshertogin van → Oostenrijk, Maria-Elisabeth, die in 1722 landvoogdes werd over de Zuidelijke Nederlanden, naar Nederland zijn gekomen. Aan het hof in Brussel vierde men het kinderfeest waarschijnlijk op Oostenrijkse wijze. Bovendien was het in België de gewoonte om scholierenbisschoppen mét mijter en staf te hebben. Vervolgens volgden de betere kringen deze manier van sinterklaasviering na. Bij de lagere burgerij kreeg Sint juist een andere gedaante: ‘met ogen van vuur, in beestenhuiden met kettingen en roe’. Deze griezelige, barbaarse vermomming moest kinderen angst aanjagen en hen ertoe brengen gehoorzaam te wezen.

Toen dit vaker uit de hand ging lopen, propageerde men steeds meer de burgerlijke manier: de huiselijke viering. Alleen op het platteland bleef het ‘klaasjagen’ of ‘suntelklaaslopen’ in zwang. Tegenwoordig is dit nog steeds een gebruik op de → Waddeneilanden.

In de 18de eeuw (de verlichting) kwam er weer een andere dreiging: de pedagogische. Men hoorde kinderen geen verhaaltjes te vertellen, maar alleen de waarheid om het gezonde verstand te doen ontwikkelen.

In de 19de eeuw (de romantiek) mocht je de fantasie van kinderen juist niet breidelen. Sprookjes werden verteld en opgeschreven (Grimm), en de → legenden over Sint-Nicolaas weer uit de kast gehaald. Het gezin was de hoeksteen van de samenleving en huiselijkheid (pianospelen, spelletjes doen) werd hoog gewaardeerd. Men gebruikte de Sint nu om opvoedkundige redenen. Hij diende ondeugden te straffen en braven te belonen.

Werd er in het verleden door calvinistische burgermeesters en dominees opgetreden tegen de paapse afgoderij, tegenwoordig laten veel sinterklaascomités uit zichzelf het kruis op de mijter van Sinterklaas weg. Dit om mensen van andere godsdiensten en culturen niet voor het hoofd te stoten. H. Vuijsje stelt dat ieder juist in een multiculturele samenleving zijn eigen feesten moet kunnen vieren zonder die tradities bij te hoeven schaven of te censureren. Bedreigingen van het sinterklaasfeest zijn thans:

•Anti-autoritair denken: men mag niet bevoogdend doen, volwassenen zijn niet de baas.
•Antihiërarchisch denken: een meester-knechtverhouding kan tegenwoordig niet meer. Sinterklaas en Zwarte Piet krijgen ook meer een eigen rol in het spel.
•Morele beoordeling: hier rust een taboe op. Toch is het goed om elkaar op een zacht spottende manier eens de waarheid te kunnen zeggen (→ Ommekeerfeesten).
•Andere samenlevingsverbanden: steeds minder mensen leven in een traditioneel gezin. Dit vraagt meer creativiteit om toch een leuk feest te vieren (→ Nieuwe manieren van vieren).
•Antidiscriminatie: door Zwarte Piet voelen veel gekleurde Nederlanders zich gediscrimineerd (→ Discriminatie).
•Vrouwenemancipatie: tot nu toe zijn hulpsinterklazen altijd mannen geweest. Ook Zwarte Pieten waren tot voor kort altijd jongens. De laatste jaren gaan meisjes en vrouwen die rol ook spelen; misschien ook eens als hulpsinterklaas? In Friesland doet overigens altijd al een Sintele-Zij mee. In Beuningen en omstreken was van 1935 tot 1978 een vrouw Jo Burgers Sinterklaas.
•→ Allochtonen: de meeste kinderen van niet-Nederlandse afkomst leren over het sinterklaasfeest op school en accepteren dat ze het thuis niet vieren. Toch wordt ook in gezinnen van oorspronkelijk niet-Nederlandse afkomst steeds meer het sinterklaasfeest of onderdelen daarvan gevierd. Werd er in het verleden door calvinistische burgermeesters en dominees opgetreden tegen de paapse afgoderij, tegenwoordig laten veel sinterklaascomités uit zichzelf het kruis op de mijter van Sinterklaas weg. Dit om mensen van andere godsdiensten en culturen niet voor het hoofd te stoten. H. Vuijsje stelt dat ieder juist in een multiculturele samenleving zijn eigen feesten moet kunnen vieren zonder die tradities bij te hoeven schaven of te censureren.
•Yup: de goed verdienende, maar weinig tijd hebbende jonge volwassene. Deze vormt een ware bedreiging voor het sinterklaasfeest, omdat je er nu eenmaal toch minstens een paar uurtjes voor moet vrijmaken om het voor te bereiden. Sinterklaas kan alleen blijven bestaan als we dat met ons allen willen en er hoe weinig ook moeite voor willen doen.

→ Winterfeest Anon., ‘SGP-burgemeester weigert Sinterklaas hand te geven’, 1995; De Bas, 1999; Dekker e.a., 2000; Van de Graft, 1978; Janssen, 1993; Van Leer, 1995; Meertens, 1941; Meisen, 1931; Wheeler, 2005.