Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Pafzak

betekenis & definitie

dik, log persoon. Vroeger betekende het ook: dikke vreetzak.

Reeds opgetekend bij Bredero: ‘Als den Paf-sack weyd’lijck koppert/En smetst, en smult, en slempt en slaapt/ Of als hy na sijn aasem gaapt.’ Ook bij Tuinman (1726): "t Is een dikke papzak, en pafzak, van verpaftheid.’ Vgl. het verouderde bafzak (grote eter) en papzak. Zie ook zoutzak.Een dikke pafzak was hij geworden, en veel erger: een aartsreactionaire zeur. (Het Parool, 03/10/1997)

Ja, ik zag daar bij het Quote-gebouw een of andere pafzak voor de deur hangen. (Nieuwe Revu, 04/02/2004)