Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Onnozelaar

betekenis & definitie

onnozel persoon. In Vlaanderen ook in de zin van domkop, dwaas of (minder frequent) naïeveling.

En die glorieuze onnozelaar, die aan de kop met zijn belachelijke staf en zijn rode flanel marcheert, zou men niet beter doen met hem aan de gendarmen over te leveren, want het is duidelijk dat hier een aanranding op recht en orde aan de gang is. (Herman Teirlinck, Het gevecht met de engel, 1952)