Wat is de betekenis van Onnozelaar?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onnozelaar

onnozelaar - Zelfstandignaamwoord 1. idioot, halve gare, dwaas Woordherkomst afgeleid van onnozel met het achtervoegsel -aar

2024-04-26
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

onnozelaar

domkop, sufferd (informeel) Als die onnozelaar onze camera niet had vernield had ik nu een mooie souvenirfoto van jou kunnen maken, (Hugo Claus, De eieren van de kaaiman) Het woord 'onnozelaar' hoeft in Belgisch-Nederlands geen scheldwoord te zijn. Het kan ook liefkozend worden gezegd, of lachend tegenover iemand di...

2024-04-26
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

2024-04-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Onnozelaar

onnozel persoon. In Vlaanderen ook in de zin van domkop, dwaas of (minder frequent) naïeveling. En die glorieuze onnozelaar, die aan de kop met zijn belachelijke staf en zijn rode flanel marcheert, zou men niet beter doen met hem aan de gendarmen over te leveren, want het is duidelijk dat hier een aanranding op recht en orde aan de gang is. (H...

2024-04-26
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

onnozelaar

(de, -s) domkop, dwaas, naïeveling.

2024-04-26
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

onnozelaar

1. Ter aand. van een pers. die nergens van afweet, die onschuldig is: onschuldige. Die glorieuze onnozelaar, die aan de kop met zijn belachelijke staf en zijn rode flanel marcheert, zou men niet beter doen met hem aan de gendarmen over te leveren, want het is duidelijk dat hier een aanranding op recht en orde aan de gang is, TEIRLINCK 1952, 1, 71....

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onnozelaar

m. (-s), (Zuidn.) onnozel mens, idioot.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onnozelaar

m. (-s) onnozel mens.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onnozelaar

m. (-s), (gew.) sukkel; idioot.