Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Onnozele hals

betekenis & definitie

dom, idioot persoon. Syn.: joris goedbloed.

Waarom, onnozele Hals, niet liever uit uw eigen binnenste sloffe gekozen, om, als de Spinnekop, daar uit een net te weven, waarin gy de vliegen en vlindertjes van uw halfbakke lezers en aankomende Latynsche schooljongens kunt verstrikken. (Jacob Campo Weyerman, De Rotterdamsche Hermes, 1720, heruitgave 1980)‘Dat zal ik je zeggen, onnozele hals,’ zei de voorzitter. (Godfried Bomans, De avonturen van tante Pollewop, 1958)