Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Linkmiegel, linkmiggel, linkmichel

betekenis & definitie

(Bargoens) akelig of gevaarlijk persoon (die anderen afloert), schelm; sluw iemand; ruziemaker; vechtersbaas. Reeds bij Henke.

Tegenwoordig vooral in de zin van ‘profiteur’. Oorspronkelijk wellicht Amsterdams.

Door Berns & Van den Braak wordt linkmiggel omschreven als een ‘slag-om-de-arm-houder’. Een linkmiggel is bij hen een ‘slimme vent’.

Samenstelling van twee Bargoense woorden: link (slim) en miggelen (verdacht lachen). Of is miegel een verbastering van de eigennaam Michiel (vaak gebruikt voor een sul)?Hoe barstte hij voor haar part niet met zijn heele wraakgierige familie, zijn broer Thijs en zijn broer Karei, den linkmiggel er bij! (Israël Querido, De Jordaan, 1912)

Een echte linkmichel had de mesomme in veiligheid gebracht, voor de prinserij ’m nog de paternosters kon aanleggen en ’m in de nor bracht. (Het Vaderland, 04/01/1923)

Voor de liefhebberij van koningen en keizers en linkmiechels van depeiematen... (A.M. de Jong, Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928)