Gepubliceerd op 21-06-2017

Tempo doeloe

betekenis & definitie

de goeie ouwe tijd; vroeger. Cliché van journalisten en schrijvers. Maleis voor ‘voorheen’.

... en ditmaal zoude ik er geen bezwaar tegen hebben, hier en daar voor studenten of ‘tempo doeloe’ groepen lezingen te houden. (Gerard Reve: Brieven aan geschoolde arbeiders, 1985)

Laten wij vooral niet denken dat alleen schrijvers, die rond 1900 geboren zijn, die band met dat Indië van ‘tempo doeloe’ zo sterk aanvoelen. (Joop van den Berg: Soebatten, sarongs en sinjo’s. Indische woorden in het Nederlands, 1990)

Samen met zijn verhalen uit zijn ‘tempo doeloe’ kon ik mij een beeld van die tijd vormen dat mij veel inspiratie heeft gegeven. (Elsevier, 07/03/92)

Ik beweer niet datje zo’n kabinetsformatie op een ‘tempo doeloe’-manier kunt aanpakken. (Vrij Nederland, 14/03/92)

De AVRO is een burcht van denken uit vervlogen tijden. Tempo Doeloe is ’t daar. (Elsevier, 04/03/95)