Gepubliceerd op 21-06-2017

Taas

betekenis & definitie

iemand bij zijn - hebben

informele uitdr. voor ‘iemand te pakken hebben’. Taas is een oud Bargoens woord voor ‘kop, hoofd’, te vergelijken met het informele raap. In deze uitdr. zou het echter eerder de bet. hebben van ‘mannelijk lid’, zoals al vermeld door Kili- aan, 1599 {teers). Taars - eigenlijk ‘een rond stuk hout met een ijzeren pin’ - kwam in het begin van de 16de eeuw voor als metafoor voor het mannelijk lid. In dezelfde zin ook iemand aanzijn taas trekken.

‘Als ze niet helemaal gek zijn, zullen ze inzien dat ze enkel Ruygveen en de Pinkstergemeente in de kaart spelen met hun zotternij, en dan zullen ze elkaar weer om de hals vallen en jou de zak geven. Let maar op!’ ‘Eerder zullen ze U aan uw taas trekken! Elke week naar de Pinkstergemeente!’ (Maarten ’t Hart: De jacobsladder, 1986)

Saskia bleef doorvragen, niet omdat ze nieuwsgierig was maar om Maarten aan de praat te houden zodat ze ergens halverwege op een tactisch moment zou kunnen zeggen: Ga er even lekker bij liggen. Een kwartiertje later had ze hem bij zijn taas. (Harrie Jekkers en Koos Meinderts: Kunst met peren, 1988)