in de - hebben
in de gaten, in het oog hebben; m.b.t. personen ook ‘doorzien’. Oorspr. Bargoens (van onbekende herkomst), tegenw. AN-slang.
In de smiezen hebben (mil.), iets in het oog hebben, iets vermoeden. (Taco H. de Beer en dr. E. Laurillard: Woordenschat, 1899)
... ik heb ze allemaal in de smiese... (Jacob Israël de Haan: Pijpelijntjes, 1904)
Smiesen = ogen. Dat loopt in de smiesen (in de gaten). Ik had hem in de smiezen. Houd hem in de smiezen. (Koster Henke: De Boeventaal, 1906)
Ik heb allang in de smiezen, dat ze me zoeken... (Jan Mens: Koen, 1941)
Dat zou vandaag of morgen in de smiezen lopen. (Sal Santen: Kinderdief, 1988)