Gepubliceerd op 21-06-2017

Ramkoers

betekenis & definitie

op - zitten/liggen

(met iemand) in aanvaring zijn; zich onverzoenlijk gedragen; niet tot toegevingen bereid zijn. Modieuze uitdr., die vooral in politieke kringen gebruikt wordt; sinds de tweede helft van de j a- ren tachtig. Deze metafoor werd ontleend aan de scheepsvaart. Letterlijk bet. ramkoers (vol- gens Van Dale,1992): ‘koers waarbij men opzettelijk recht op een tegenligger toe vaart of vliegt, om die te rammen’. In bovenstaande uitdr. heeft ramkoersdus een figuurlijke bet. gekregen: meningsverschil, aanvaring.

Zijn minister Van den Broek steunde hem daar voortdurend in. De minister heeft van het begin af aan de VVD als coalitiepartner van ‘politieke nevenmotieven’ verdacht. Dat de VVD om andere redenen wel van haar minister Van Eekelen afwilde, weigerde Van den Broek als argument voor het vertrek van zijn staatssecretaris. Hij wilde daarom nog voor de enquêtecommissie haar rapport begin vorige week publiceerde al op ‘ramkoers’. (NRC Handelsblad, 09/09/88)

Ik moet bij hiernaast op ramkoers maar het zal zijn of het met jou is. (Heere Heeresma: Eén robuuste buste, 1989)

Vandaar de pogingen die de komende tijd nog zullen volgen om Simons beentje te lichten. Het wekt de indruk alsof de christen-democraten op ramkoers liggen. (Vrij Nederland, 18/04/92)

Opvallend was dat minister Van den Broek als enige politicus, ook als enig lid van het kabinet, zich vierkant achter de conclusies van het rapport stelde. Welke die conclusies precies zijn weet ik niet, omdat het honderden pagina’s dikke rapport pas volgende week voor het publiek beschikbaar is. Maar duidelijk is wel dar Van den Broek en de CDA-fractie wat dit betreft op ramkoers liggen. De Volkskrant, 09/10/92

Toch waren er wel Kamerleden - Berry Esselink onder anderen - die het gevaar van Brinkmans ramkoers inzagen. (HP/De Tijd, 24/02/95)