Gepubliceerd op 21-06-2017

Prut

betekenis & definitie

1. in de - zitten,in moeilijkheden verkeren. Slanguitdr. Syn. in de puree zitten.

Ik denk dat hij in de prut zit... (Barend Toet: Het Kathmandukomplot, 1991)

2. - met peren; zwaar-,slecht; niets waard; vervelend; onzin. Ook wel in de zin van ‘lazer op; de pot op’. Slanguitdr., gebruikt om zijn ergernis over iets of iemand uit te drukken. Vgl. knudde (met de pijl/depet op/een rietje); kut metpe- ren/een rietje. Prutis hier een slangterm voor het vrouwelijk schaamdeel.

‘Maar de mensen?’ Hij draaide, liet haar los, ving haar op en zei: ‘Prut met peren voor de mensen!’ (Bouke Jagt: Bij de gratie gods, 1985)

3. - met pruimen,als schertsend antwoord op de vraag ‘hoe gaat het?’ Bedoeld wordt ‘zozo’; syn. huilen met de pet op.