Gepubliceerd op 21-06-2017

Nete (neten)

betekenis & definitie

1. als eerste lid van een samengesteld woord bet. nete- ‘erg, in hoge mate’, bijv. netespannend.

’t Kon beregaaf en netespannend worden. (Jan Eilander: altijd te laat, 1992)

2. als de -(n), erg, in hoge mate. Informele uitdr. Syn. als de pieten.

... ook in de spelling zijn ze zo progressief als de neten. (Rinus Ferdinandusse: Zij droeg die nacht een paars corset, 1967)

Die plastic lijm plakte als de neten. (Heere Heeresma: Geef die mok eens door, Jet!, 1968)

En dan kwamen ze, zonder broek, hitsig als de neten en zonder enige schroom. (Dimitri Frenkel Frank: Hoge hakken, echte liefde, 1980)

Terwijl dat verwende kankerwijf zo lui als de neten was. (Jan Cremer: De Hunnen. Deel III, Vrede, 1983) ... ik heb gejankt als de neten... (Dimitri Frenkel Frank: Hamlet’s Whisky, 1984)

Nol is zo onzeker als de neten. (Robert Long: Wat wil je nou, 1988)

Dit stadsbestuur is zo introvert als de neten. (Het Parool, 27/04/91)

Wat ik heel vervelend vind: als je een beetje gaat kijken wat er nu op de middelbare scholen leeft, zie je dat het allemaal zo negatief is als de nete. (Nieuwe Revu, 18/05/94)

3. krijgde-(n),platte verwensing. Vgl. krijgde kanker; krijg de pleuris; krijgde tyfus.

Krijgt de nete met je spatsiesü (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar, 1935)

Krijg de neten. (Ben Borgart: Blauwe nachten, 1978)

4. zich de-n werken,hard werken. Informele uitdr. Vgl .zich het apezuur werken.

Ik had medelijden met de classificeerders, merendeels armoelijers, Spanjaarden, Grieken en Italianen die zich nog wel voor een hongerloontje de neten wilden werken. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. Tweede Boek, 1966)

Zit ik me de neten te trainen, maar waarvoor en voor wie? (Vrij Nederland, 29/09/90)

< >