Gepubliceerd op 21-06-2017

Nemen

betekenis & definitie

beetnemen, te pakken nemen. Oorspr. Bargoens. Al bij Koster Henke zich laten nemen ‘beetnemen’. Stoett citeert nog verscheidene bronnen uit het begin van de 20ste eeuw, waaronder Israël Querido (Dejordaan, 1912) en wijst op het verouderde iemand medenemen (Hd. mitnehmen) ‘met iemand op den kuier gaan’.

... jongens, laatje niet nemen, hij gaat er met je centen vandoor... (Godfried Bomans: Nieuwe Buitelingen, uit: Omnibus, 1963)

... ik voelde me enigszins genomen. (Frans Kwantes en Fred Hollinga: Géén paniek. Het hart in het blauwe pak, 1983)

Nepscheuten, Van -, zie VanDroogkloten. nergens:

1. dat gaat - over, dit is een onzinnig gesprek. Vooral in jeugdkringen. Jaren tachtig.
2. - (meer) zijn, ‘er erg aan toe zijn; niet meer

meetellen’. Vaak gezegd tegen iemand met wie het gedaan is, die op een bepaald vlak teleurstelt, geen resultaat meer bereikt. Wellicht speelt hier de gedachte ‘het lijkt wel alsof hij of zij er niet meer is’. Tieneruitdr. uit het begin van de jaren zestig. Dan ben je nergens meer is de titel van een populair boek (1975) van jeugdschrijfster Miep Diekmann.

De val van Liebrechts in Oslo... heeft de jonge Vlaardinger uiteraard een... morele tik gegeven. Hij was ‘nergens’ meer, en daarover behoefde men zich niet te verbazen. (De Volkskrant, 13/02/62)

Jesus, waar wassie? Hij kon maar beter even naar buiten kijken, door het ongewassen raampjun, want hij was helemaal nergens meer. Stoont tussen de reels. (Remco Campert: Tjeempie! of Liesje in Luiletterland, 1968)

Lees op reis geen reisverhalen, want dat slaat elkaar dood. Dan ben je nergens meer. (Kees van Kooten en Wim de Bie: Het Groot Bescheurboek, 1986)

Trainer Michels (‘het kaboutergezicht’ las ik, heel toepasselijk, in NRC Handelsblad) was na het verlies nergens meer. Die had opeens geen commentaar meer. (Nieuwe Revu, 09/07/92)

nest: in/op zijn - liggen (stinken), soldaten- uitdr. voor ‘overdag slapen’. Nest komt al in de 17de eeuw voor in de bet. ‘bed’ (o.a. bij A. Bormeester: ZijtjeFobersAzn, 1647).