1. -e dingen voorde mensen, gevleugelde uitdr., afkomstig uit de cabaretshow ‘Noord West’ (1973) van Paul van Vliet.
De cabaretier gebruikte dit gezegde in een parodie op de agrariër van die dagen, waarbij dan de geneugten van het platteland uit de doeken werden gedaan. Elke amusante situatie werd daarbij aangegrepen om vast te stellen dat dat leuke dingen voor de mens’n waren.
Wat zouden ze graag greep op de in hun ogen veel te vette fondsen krijgen teneinde ze net als de be-lastingmiddelen en de bodemrijkdommen te storten in de bodemloze put van electorale ‘leuke dingen voor de mensen’. (Elsevier, 05/10/96)
2. niet- bedoeld, maar mooi meegenomen, gevleugelde uitdr., ontleend aan de theatershow ‘de Komiek’ (uit 1980) van Freek de Jonge. Met deze runninggag kwam de artiest voortdurend op de proppen. Zie ook ik verzinze waar u bij zit-, uithuilenen opnieuw beginnen-, zozou ik nog wel uren door kunnen gaan.
3. op-gaan, proberen leuk te zijn. Modieuze uitdr. Gehoord jaren negentig.
leut: hij heeft geen - gezien, het kostte hem geen enkele moeite; het was geen zwaar karwei; met weinig moeite heeft hij veel gekregen. Leut is hier het Bargoense woord voor ‘zweet’. Soms ook in tegengestelde bet. gebruikt: de leut staat hem in de oksels ‘voor zo’n zwaar karwei levert het weinig op’.
leuter: zijn - is miens, Bargoense uitdr. voor ‘hij is homoseksueel; hij heeft een voorkeur voor mannen’. De onderliggende gedachte is evenwel dat men het niet zeker weet; het zou kunnen. Leuter bet. ‘mannelijk lid’, eigenlijk ‘een ding, voorwerp waarmee een heen-en- weergaande beweging gemaakt wordt’ (van het werkwoord leuteren). Haring Arie in Recht voor z’n Raap (1972): ‘Van kift gooide Nelis een groot glas bier tegen me leuter.’ Miens is Bargoens voor ‘neigend naar homoseksualiteit’. Gevormd van mie (een slangterm voor een homoseksueel) en naar analogie van woorden als loens.
Een loopse leuter is een scheldwoord voor een promiscue persoon. Hier wordt leuter metonymisch gebruikt.
